Hoe we werken

De ETT behandelaar werkt altijd vanuit het transcultureel systemisch gedachtengoed om daarmee de effectiviteit van de reguliere behandelmethoden te vergroten. Het uitgangspunt van systemisch werken is dat een probleem of een (psychische) klacht nooit op zichzelf staat. Problemen worden geboren in een bepaalde context of leefomgeving: gezin, familie, werk, school, buurt. Problemen beïnvloeden onze onderlinge relaties en verstandhoudingen en kunnen niet opgelost worden zonder naar de context van het probleem te kijken.
Dit betekent dat de ETT behandelaar aandacht heeft voor de context en factoren in het leven die een rol kunnen spelen in het ontstaan en in stand houden van klachten.

Het ETT werkt met het Transitie Behandelmodel (TBM), een methodiek voor verwerking, stabilisatie en re-integratie. Aan de hand van concrete en praktische technieken zoals zelfdisclosure van de therapeut, de levenslijn (Blackbox-methode), genogrammen (SSKK-methode) en inzet van beschermjassen, wordt een veilige transitionele ruimte ontwikkeld waarin cliënten hun eigen krachtbronnen weer kunnen aanspreken.

Belangrijke aandachtspunten in de therapie zijn:

  • De culturele achtergrond van de cliënt en zijn/haar familie;
  • De culturele verklaring van de stoornis door de cliënt en zijn/haar familie;
  • Het migratie- en/of vluchtverleden;
  • Levensfase-overgangen in het leven van de cliënt en zijn/haar familie;
  • Trauma;
  • Maatschappelijke positie en vooroordelen;
  • Persoonlijke netwerk;
  • Religie en spiritualiteit.

Steunfiguren

Tijdens de behandeling is er altijd aandacht voor onderlinge relaties en verstandhoudingen. Voorafgaand aan de diagnostiek en het vaststellen van het behandelplan wordt tijdens de intakefase de levenslijn en het genogram onderzocht en beschreven. Tijdens de behandeling gebruiken we deze bevindingen om u te helpen weer in uw kracht te komen. Gedurende de behandeling wordt regelmatig door de behandelaar verwezen naar steunfiguren en krachtbronnen. Waar mogelijk en wenselijk kunnen de belangrijkste steunfiguren actief bij de therapie worden betrokken of wordt besproken wat de steun kan zijn van deze personen (uit het heden en verleden).

De manier waarop naasten bij de behandeling betrokken worden, kan in de verschillende fasen van de behandeling verschillen. Wanneer en hoe naasten worden betrokken bij de behandeling wordt besloten met de cliënt. 

Wanneer de behandeling wordt afgesloten, zal met u bekeken worden welke steunfiguren kunnen functioneren als vangnet en indien mogelijk worden de steunfiguren (ook) bij het laatste deel van de behandeling betrokken, zodat zij op de hoogte zijn van hoe het met u gaat en u zich veilig voelt om met hen over uw klachten te praten.